Toen ik naar Praag verhuisde, nam ik één dichtbundel mee. Ademgebed van Martijn Teerlinck, de Jotie T’Hooft van begin begin deze eeuw. Ik heb de bundel vaak doorgebladerd, en elke keer dacht ik dan aan de enige keer dat ik Teerlinck in het echt zag en hoorde. Tijdens zijn voordracht leek het of hij zichzelf transformeerde tot een vlinder of een libelle, zijn armen werden vleugels die op en neer bewogen, soms snel, soms langzaam; een sloom ogend iemand, zoekend naar ruimte of beweging. Lees verder