Boekenjacht, verhalen uit de boekenwereld, het net bij uitgeverij Fragment verschenen boekenverhalenboek van C.J. Aarts, roept een mij al jaren bezig houdende vraag op: ‘Wat is een boek?’ Het antwoord is minder gemakkelijk te geven dan ik dacht voordat ik met het schrijven van dit stuk begon.

Het boek van Aarts is voorbeeldig uitgegeven en vormgegeven. Het rust in een linnen band en is middels stevige touwen in weerspannige katernen gebonden – precies zoals het hoort. De geur die opstijgt is die van inkt. Bedwelmend ruikt het, dit boek. De verhalen in het boek zijn soms voorbeeldig, maar ze spelen zich op een ander speelveld af. Het boek is helemaal af, de avonturen die Cornelis Jan Aarts vertelt komen uit een tijd en een levenshouding die van meer rafeligheid getuigen.

Aarts stamt uit de stencil-wereld van de jaren zeventig en ging pas in de jaren tachtig ‘echt’ drukwerk maken en uitgeven. Als uitgever en schrijver is hij iemand van de marginale uitgave in de bijna volledig afgesloten wereld van liefhebbers en andere fetisjisten. Die wereld waarin verhalen rondgaan, anekdotes worden opgeleukt en schrijvers op afstand worden aanbeden en, vooral, verzameld. Niet zozeer in perfecte uitgaven, nee: in die wereld is elk ding van papier, hoe verfomfaaid en versleten ook, in principe een begerenswaardig object.

Ik herinner me de Amsterdamse Cahiers (de IBM-letter!). Ik herinner me de in de jaren tachtig en negentig regelmatig verschijnende Aarts’ letterkundige almanak. Wacht, ik moet even een stap terugzetten. De Aarts’ letterkundige almanak?

Jazeker, de Aarts’ letterkundige almanak. Dat was een boekwerk, losjes geënt op de Enkhuizer Almanak, waarin naast een aantal thematisch samenhangende artikelen een lijst was opgenomen met adressen en telefoonnummers van auteurs. Echte adressen en echte, aan vaste telefoonlijnen gekoppelde telefoonnummers. Het was vooral die lijst die mij in die tijd fascineerde. Je kon zien waar Harry Mulisch woonde, of Hella Haasse (ze woonden niet ver van elkaar, overigens). Je kon een adres opzoeken, de auteur een brief sturen en wachten op een antwoord. Dat niet kwam. Je kon zien wie waar woonde en als je in een bepaalde stad was allerlei adressen aandoen. Gewoon, om even te kijken.

Ik beken: ik heb ooit voor het woonhuis van Harry Mulisch gestaan en enige minuten overwogen om aan te bellen. Ik heb een andere auteur, hij is niet meer onder ons en ik zal zijn naam niet noemen, opgebeld. Ik hing op toen hij na een keer of tien overgaan, duidelijk hijgend, opnam. Waarschijnlijk is hij een trap af- of opgestormd om antwoord te geven – een antwoord waar ik niet op zat te wachten.

De boeken van uitgever C.J. Aarts hadden iets van het do it yourself dat punk kenmerkte. Het onafhankelijke dat echte bezetenen kenmerkt. Aarts bewoog zich nadrukkelijk naast de paden die door de ‘grote’ uitgeverijen werden uitgezet. Zijn fonds was tegendraads, soms een beetje flauw-ironisch, half, rommelig – kortom, hij was in die tijd al een echte liefhebber, iemand die dingen doet waar andere uitgevers de neus voor ophalen en die ze laten liggen wegens ‘niet commercieel’.

In die zin maakte hij echte boeken. Geen paperbacks, geen LRP of Witte Olifant, geen door grote groepen lezers omarmde romans. Aarts maakte boeken die de smaak van de uitgever reflecteerden. Hij was een waarachtige liefhebber die zijn liefhebberij in een aantal boeken omzette. In zijn latere praktijk als onderzoeker en schrijver zette hij die lijn voort.

Maar goed, de vraag die voorligt is: wat is een boek? Ik denk dat een boek iets is dat in elke periode van vorm verandert. In de tijd waarin Aarts als uitgever optrad, was een boek echt iets voor redelijk grote groepen mensen. Die zich interesseerden voor de auteurs en de oeuvres die in een aantal boeken werden vastgelegd. Een boek was een in principe levend iets, waaromheen een openbare (‘de markt’) en semi-geheime (de verzamelaars, de bibliofielen) keten verhalen cirkelde.

Als product was het boek het resultaat van vakmanschap, – het opmaken, zetten en drukken van een boek was een redelijk langdurig proces, waar heel wat tijd overheen ging. En vakmanschap bij kwam kijken. Boeken van verschillende uitgeverijen hadden een verschillende uitstraling: je herkende ze op afstand. Boeken waren niet goedkoop, maar de prijs was samengesteld uit een redelijk verdienmodel voor zo veel mogelijk partijen (op de auteur na, maar die is altijd & overal de Sjaak).

In deze tijd is een boek in de meeste gevallen een niet heel erg luxe uitgevallen offset-product waarvan er op goed geluk een paar duizend op de markt komen. Als het meezit, wordt er bijgedrukt. Als het niet meezit, wordt een groot deel van de oplage doorgedraaid. Het drukken van het boek kost niet veel en de meeste boeken zien er, door de verbeterde technieken, meestal toch redelijk goed uit. Redelijk goed inderdaad, en ze lijken bijna allemaal op elkaar. Het wordt steeds moeilijker om boeken op afstand te herkennen.

De ramsj is hierdoor nagenoeg verdwenen. Het boek is er of het boek is er niet; het geheime leven van boeken die nu verschijnen wordt bij voorbaat afgesneden door de lage oplagecijfers en de snelle doorlooptijd (gevolgd door destructie). De zeldzaamheid van het boek zit er tegenwoordig van het begin ingebakken – en betekent daarom niets meer. Boeken zijn niet zozeer een massaproduct geworden, ze zijn exclusieve producten die met methoden die aan massaproductie gelieerd zijn worden vervaardigd. Het exclusieve en het massale versterken elkaar in: een boek is iets geworden dat kosten mag wat de gek ervoor geeft (en die gek geeft dat bedrag wel).

Het paradoxale is dat de verhalen die C.J. Aarts in Boekenjacht bundelt, gaan over zijn jaren als uitgever en boekenverzamelaar. Zijn voorkeuren bewegen zich richting het boek met een beetje een shabby voorkomen – Aarts verzamelt Bruine Beertjes, heeft weinig op met officieel heel erg ‘hoge literatuur’, maakt flauwe grappen, is niet bang om mensen onder een (doorzichtige) schuilnaam op te laten treden, kortom: Aarts is een schrijver die nog steeds een beetje thuishoort in de stencil-wereld. Zijn voorkeuren hebben de kleur en het karakter van de boeken die hij uitgaf.

Ondertussen staan die verhalen in een heel luxe uitgegeven boek. De vormgeving van Huug Schipper, de tekst- en beeldredactie, de keuze van het papier, de geweldige band, het fantastische bindwerk: alles geeft je het idee een fetisj in handen te hebben, een fetisj dat iets heel exclusiefs en verfijnds lijkt te bevatten. De onderwerpen die Aarts aansnijdt en de toon die hij aanslaat doorkruisen dat idee – om het in één moeite door te versterken.

Het ware subversieve boek van nu is een boek als Boekenjacht. Hoe het kan dat het maar 35 euro kost, is onbegrijpelijk en passend. Misschien is de uitgeefgeest waarvan Aarts getuigde ook in uitgever Frank van den Ingh van Fragment gevaren, maar hij kiest dan voor de uitvoeringswijze die in 2020 iets tegendraads’ heeft. Exclusief drukwerk is het nieuwe stencilwerk. Exclusief drukwerk is opzettelijk elitair en daarom tegen de tijdgeest. Want de liefde voor boeken is nooit mainstream en altijd een beetje gevaarlijk. En nog steeds vooral geschikt voor enkle fijne luiden.