Howard Krol vond ik een lieve, royale man. Vond, want vandaag bereikte me het bericht dat hij dit weekend is overleden. Vijfenzestig werd hij, de jongensachtige heer met zeer witte tanden en een haardos waarmee je alle kanten op kon.
Zo lang als ik me herinner, was hij actief in de dichtkunst, met een enthousiasme dat vermoeide en bewondering inboezemde. Hoe kon hij, na al die jaren, nog steeds zonder te veinzen in vuur en vlam schieten voor een mooi gedicht, een talentvolle dichter? Dat moet wel echte liefde zijn geweest.
De liefde tussen Howard en mij is langzaam gegroeid. Eind jaren tachtig, in de tijd van Maximaal en alle reuring in en rond het tijdschrift de Held, voelde ik meer reserve. Of veel reserve. Of eigenlijk: vond ik die Krol, toen Arthur Lava geheten, nogal een zwampaal.
Die eeuwige roep om straatrumoer, om heupwiegende gedichten: enfin, we hebben de catastrofale gevolgen van dichtbij kunnen bestuderen, met de meest recente bundels van Pieter Boskma en de vertrutting van K. Michel als beste voorbeelden. Daar zijn ze dus op uitgekomen, die Maximalen.
Over de doden alleen het goede, en Howard Krol had vele goede eigenschappen. Als redacteur (bij In de Knipscheer en Voetnoot), als aanjager en inspirator en als bevlogen presentator en moderator. Krol kon je een dichtavondje wel toevertrouwen, het werd in elk geval nooit saai. En geloof me, er zijn heel veel heel saaie dichtersavondjes in Nederland en Vlaanderen.
Twee herinneringen haal ik hier even tevoorschijn.
Ik ontmoette Krol tijdens een middag rond het poëziefonds van Voetnoot, in de Linnaeus Boekhandel, ik vermoed ergens in 2015. Willem van Zadelhoff was er ook. Krol las voor, maar hij was vooral belangrijk als onbezoldigd smeermiddel voor de bijeenkomst. Na afloop kwam ik met Krol en Bart Brey (net als Krol een voormalige Maximaal) in gesprek. Howard was erg springerig en blij en vol met complimenten voor alle aanwezigen, die ervan begonnen te blinken.
Aan Bart Brey vroeg ik of hij nog wel eens wat schreef. ‘Nee gelukkig niet.’ ‘Je had het vroeger geestelijk niet altijd even gemakkelijk,’ ging ik verder. ‘Hij was gek,’ zei Krol. Brey lachte. Ik bloosde van mijn eigen opmerking en van die van Krol. In die tijd was ik redelijk direct, maar Krol kon er ook wat van. ‘Nou sinds ik niet meer schrijf ben ik niet meer gek, dus dat is mooi meegenomen,’ zei Brey. Nu lachte Krol, op een ontwapenende manier. ‘Niet schrijven is veel gezonder,’ zei hij. Ik denk dat hij daar in elk geval in zekere zin een wezenlijke opmerking maakte.
In 1987 had Arthur Lava, toen al een bekende verschijning, althans, in ons universum, een gedicht opgestuurd naar het blaadje Tristan. Jack van der Weide, Rob van Erkelens en ikzelf, redacteur-directeuren, lazen het ding tijdens een redactievergadering. Lava had er ook een foto bij opgestuurd, ik herinner me niet of die er bijhoorde, bij dat gedicht. Zijn begeleidend schrijven was ons, aardige jongens, iets te hoog van de toren opgesteld.
We besloten het gedicht niet te publiceren. Dat voelde als een daad. Als het trekken van een grens. De grens tussen kwaliteit en niet-kwaliteit. Want je mocht dan wel Arthur Lava heten, maar deze tekst kon echt niet. Waarschijnlijk hebben we hem dat per brief laten weten. Ik sprak er later met hem over. Gelukkig herinnerde hij er zich niets van. Hij lachter erom: als Krol iets niet was, was het rancuneus.
En! Humor is, wanneer men niettemin lacht. Na te hebben gehoord dat Howard Krol / Arthur Lava plotseling was overleden, opende ik vanochtend zijn website.
Hier bouwt dichter Arthur Lava met zijn vrienden aan een nieuwe website en een nieuw imago. Oplevering? 31 oktober 2020.
Arme Howard Krol / Arthur Lava. Hij was een gul iemand in de gierige wereld van de dichtkunst/literatuur. Hij zat nog vol plannen. Hij wilde nog van alles. En dat kan nu niet meer. Het leven is er in elk geval een beetje saaier op geworden. Moge zijn nagedachtenis ons tot zegen zijn.
Beloof je met een glimlach zal ik jou herinneren Howard en met bewondering wat je neergezet hebt, maar nu ben ik me de pleuris geschrokken.