Vanaf 1975 was mijn liefde voor de wielersport een vuur dat in mij brandde. Ik keek alles wat er op televisie (de Vlaamse en de Nederlandse) te zien was en ik las alles wat ik te lezen kon krijgen. Alles wat ik kon lezen, was voornamelijk: het sportkatern van De Limburger. Dat werd in die tijd volgeschreven door Jean Nelissen.
Behalve schrijvend journalist was Nelissen ook de co-commentator voor de NOS. Mart Smeets was zijn wederhelft. In wezen was Nelissen dus mijn voornaamste en zo goed als enige bron als het ging om wielernieuws. Soms las ik boeken uit de bibliotheek, naast die van Nelissen ook van andere schrijvers, maar zijn alomtegenwoordigheid maakte van Nelissen – Jean, de Neel – de as waarom mijn wielerkennis draaide en tot vandaag draait.
Jean Nelissen was een fantast. Dat maakte hem uitermate geschikt voor de journalistiek, en zeker voor de wielerjournalistiek. Als bijna geen andere sport gaat het in wielrennen om het verhaal; de feiten zijn de belangrijkste bijzaak (het is net literatuur). Wielrenners zijn personages in een roman fleuve, helden die zich hebben te schikken in wat auteurs te melden hebben. Goed, Nelissen kende alle feiten. Echt alle. En toch was hij in zijn verhalen gelukkig niet een dorre feitenridder. Hij liet de romanticus in hem aan het woord in zijn artikelen en boeken.
De documentaire Jean Nelissen, de stem van het Nederlandse wielrennen van Huub Stapel probeert het fenomeen recht te doen. Dat lukt deels. Na het zien ervan weet je weer hoe het was. De wilde jaren van de Nederlandse wielersport, waarin zo veel werd gewonnen dat je op den duur dacht dat het normaal was. Dat het nooit voorbij zou gaan. Dat je eeuwig kon kijken naar een verslag, met als einde een Nederlandse overwinning.
Eén overwinning bleef uit. De Tour de France. Die was ooit, in de oertijd, door een Nederlander gewonnen. In 1968. Door Jan Janssen. Nederlanders werden daarna alleen tweede. Joop Zoetemelk en Hennie Kuiper. De Tour winnen was er niet meer bij. Tot het jaar 1980 aanbrak. Ik was al oud, vijftien jaar, en ik wist alles van de wielersport. Alles wat Jean Nelissen me had geleerd.
In de Tour van 1980 stapte Bernard Hinault af. Geblesseerd. Dat betekende dat Joop Zoetemelk kon winnen. Het nieuws van Hinaults afstappen werd ’s avonds bekend. Het wachten was op meer nieuws. En wat deed je dan in die tijd? Dan stond je de volgende ochtend heel vroeg op om De Limburger uit de bus te halen. Daarin stond een enorm lang verhaal over alle achtergronden van Hinaults blessure, de kansen voor Zoetemelk – alles stond erin. Het verhaal was geschreven door Jean.
In deze documentaire lees ik dat Nelissen het stuk schreef nadat Hinaults opgave bekend was gemaakt. Hij verliet het restaurant waarin hij zat en schreef, zonder mensen te interviewen (uit het blote hoofd, zou je kunnen zeggen, met zijn feitenkennis als basis), een ronkend verhaal dat ik ademloos tot me nam. Zoetemelk zou de Tour gaan winnen. Het stond in de krant. En Zoetemelk won dat jaar de Tour.
Daarna had ik alles meegemaakt op wielergebied. Jean Nelissen bleef nog jaren in mijn leven, maar wat hij me tot 1980 heeft gegeven is… bijna alles. Hij was een grote figuur, iemand die wist waar het in het leven om draait. Of, zoals zijn neef Danny in de documentaire zegt: ‘Jean pakte de waarheid bij de hand en dan maakte hij daar een romantisch verhaal van.’
p.s. De man die in de oertijd als eerste Nederlander de Tour won, was in 1980 net 40. Dus nog betrekkelijk jong. Ik had een jong perspectief, en was genadeloos voor alle mensen boven de 30. Nu ben ik 55 en ben ik nog steeds genadeloos. Alleen mijn leeftijdsgrens schuift een beetje mee.
Geef een reactie