Ik zat – het was voor de coronacrisis, het virus speelde zich alleen af in China, het heette de Kung Flu – bij M in de huiskamer en keek naar een film. Zulke montage had ik nog niet eerder gezien. Teksten die opdoken en weer wegdeemsterden. Aan elkaar geplakte, op het eerste gezicht niet-bij-elkaar-horende beelden. Sprongen in de tijd (heen en terug). De teksten waren erg basic en ze verbonden die hoog-esthetische beelden. Alles werkte mee om me buiten de film te houden en toch wilde ik geen seconde missen. (Lees verder onder de foto.)

Ik zag Song to Song, een film van Terrence Malick uit 2017. Na tien minuten kijken kon ik alleen maar zeggen: Wat is dit goed. Het was ook erg goed. (En ik ken de bezwaren die je tegen de film kunt inbrengen, maar daar ben ik gewoon niet gevoelig voor.) Een liefde werd geboren. Ik keek in de maanden daarna alle films van Malick. Geen grote opgave: Malick maakte maar tien lange films, waaronder een paar documentaires.

Zijn meer gewone films deden me weinig. Het zijn vooral de ‘experimentele films’ die me het meest aanspreken (en die ik nu allevier twee keer heb gezien). The Tree of Life, To the Wonder, Knight of Cups en Song to Song. De ‘documentaires’ Voyage of Time en A hidden Life zijn ook mooi; mooier echter is dit vierluik, de vier films hebben me niet alleen deels door de coronacrisis gesleept, maar ook bijgestaan toen de liefde herintreding in mijn leven overwoog.

In elke zin worden een paar kernvragen eindeloos herhaald: wie ben je? waar ben je?waar is God?  wie ben ik? waar ben ik? — en die herhaling werd de structuur van mijn lockdown-leven. Ik was in mijn appartement in Praag en tegelijkertijd was ik, zoals in de films van Malick, ergens anders. Bij iemand anders. Malick. Dus. Op naar de derde bezichtiging van de vier films. In 2021.