Geen gelul, meteen tot de kern. Vier regels, twee rijmklanken. Dat is ‘Onrust’, het beroemde kwatrijn van Jacob Israël de Haan. Ik heb altijd moeite met die twee rijmklanken, waardoor ik ‘Amsterdam, Amsterdam’ dreig uit te spreken of lezen als ‘Emsterdem, Emsterdem’. Het kwatrijn stribbelt door de verwarrende wisseling van -em en -am tegen. Waar is de dichter eigenlijk, in Jeruzalem of Amsterdam? Het spel van klanken is de echo van de verwarring die De Haan ervoer in zijn eigen leven. Waar was hij eigenlijk?

Het enig juiste antwoord is natuurlijk: hij was overal. Overal en nergens. Hij was de eeuwig rondwandelende Jood. Als er iemand is in de Nederlandse literatuur wiens ziel verscheurd was tussen twee landen, waardoor hij nooit eens ergens lekker thuis kwam, is het De Haan wel. Jan Fontijn schreef een prachtige biografie over hem (óók al Onrust geheten). De Haan had een dermate turbulent leven — je wordt al moe als je erover leest.

Hij was een ontwortelde, De Haan, iemand die als geboren Nederlander, maar Jood, en homoseksueel, en nog van alles, nooit precies wist waar hij hoorde. De dwarsligger die zijn Nederlanderschap naar Israël droeg, waar hij met een van dominees geleende hardnekkigheid polemiseerde met de zionistische beweging (waar hij eerst nog een zekere sympathie voor koesterde). Die zionisten waren niet gediend van de eeuwige tegenspraak en in 1924 is De Haan op straat neergeschoten. Met drie kogels, een mooi rond en heilig getal.

Tijdens de presentatie van het boek, in 2015, las Jan Fontijn een brief voor van de vrouw van De Haan, de vrouw met wie hij in een liefdevol schijnhuwelijk was verbonden. Fontijn had zich jaren ingeleefd in het subject van zijn biografie en dat was te merken. Tegen het einde van de brief barstte hij in snikken uit. Ik vond het een mooi, ontroerend moment. De Haan werd er niet minder dood van, maar heel even kwam hij (in de Lutherse kerk nota bene) tot een soort van leven. Een leven in het hart van de lezer en schrijver Fontijn. Kortom: lees Fontijn, en lees De Haan.

Onrust

Die te Amsterdam vaak zei: ‘Jeruzalem’
En naar Jeruzalem gedreven kwam,
Hij zegt met een mijmrende stem:
‘Amsterdam, Amsterdam.’