Dit is een gedicht uit Totaal witte kamer van Gerrit Kouwenaar, de bundel die zijn definitieve canonisatie inluidde. In 2002, alweer achttien jaar geleden. Kouwenaar is inmiddels dood en ik weet niet of zijn gedichten nog ruim gelezen worden – ze zijn in elk geval de moeite waard. Soms. Ik heb onderstaand gedicht eens heel precies gelezen en het viel me niet mee.
Het is alsof Kouwenaar al zijn ‘thema’s’ in een hok bij elkaar heeft gedreven; daar staan ze bij elkaar, in hun minimalistische hel: de tijd, de dood, de leegte. Gecombineerd, in dit geval, met een portret van de gestorven geliefde. Het menselijke trekje van Kouwenaar, als het ware. Ik vind minimalistische kunst vaak ontroerend. Toch is er iets met dit gedicht. Het is te nadrukkelijk. Kouwenaar slaat zo hard op het aambeeld, dat je oren tuiten van de stilte.
Vakmanschap! Er zit te veel zichtbaar vakmanschap. Kouwenaar kreeg dit gedicht in elk geval niet aan het zingen. Hij kreeg het alleen aan het hameren. Dat hameren doet het goed bij mensen die over poëzie schrijven. Daarom heeft Jaap Goedegebuure een artikel kunnen breien over de hele bundel, in Lexicon van literaire werken. ‘De dichtbundel Totaal witte kamer van Gerrit Kouwenaar (*1923 te Amsterdam) verscheen in 2002 bij uitgeverij Querido en omvat vier delen: ‘‘een glas om te breken’’ (acht gedichten), ‘‘vier variaties bij een drieluik’’ (vier gedichten), ‘‘tussentijds’’ (zeven gedichten) en ‘‘totaal witte kamer’’ (acht gedichten).’ Goedegebuure vermeldt niet, dat dit samen zevenentwintig gedichten is.
De gedichten van Kouwenaar zijn perfecte machines. Ik hou van perfecte machines, bijvoorbeeld als ik me ermee moet scheren of als ik ze moet gebruiken om een plek van bestemming te bereiken. Perfecte machines op papier kunnen mooi werken, als de lasnaden zijn weggewerkt. Dat is in ‘de winter staat stil’ niet het geval. We zien een auteur aan het werk die alle middelen die hem ter beschikking staan over de lezer uitstort en zichtbaar in zijn gedicht aanwezig laat zijn. Kijk, dit kan ik. En ondertussen, terwijl ik dit schrijf, sneeuwt het. Buiten. Eén en al beweging.
de winter staat stil
Schrijf de winter staat stil, lees een dag zonder dood
spel de sneeuw als een kind, smelt de tijd
als een klok die zich spiegelt in ijs
het is ijskoud vandaag, dus vertaal wat men schrijft
in een klok die niet loopt, in het vlees
dat bestaat als sneeuw voor de zon
en schrijf hoe haar lichaam bestond en zich boog
gelenigd in vlees en keek achterom
in het oog van vandaag, en lees wat hier staat
de zon op de sneeuw, het kind in de slee
het dichtgewaaid spoor, de onleesbare dood —
Ik ben de laatste jaren wat meer wat poëzie aan het lezen en waardeer ook de dingen die er over geschreven worden. Zoals deze blogpost. En probeer het gedicht te lezen met en zonder de reflectie hierboven (als dat al kan). Het brengt me wat verder met het lezen van een gedicht, dank daarvoor! Maar: ik vind het eigenlijk wel een prachtig gedicht eigenlijk… Niet dat jij het tegendeel beweert maar hoewel ik denk te begrijpen wat je bedoelt met ’te veel zichtbaar vakmanschap’, zit mij dat niet zo in de weg. Een passende keuze dus dit gedicht om het hier weer eens aandacht te geven.
Dank voor je reactie. Helder. En goed dat het zo werkt voor je. Dat vind ik fijn om te lezen.