De vraag of het verstandig is of nut heeft een roman te recenseren van een schrijver die in de top van je top-10-lijstje favoriete auteurs staat, laat ik, als dat mag, even links liggen. Zelfs bij het ter hand nemen van een boek van die schrijver, Thomas Bernhard, gelooft u dat nou maar, doe ik mijn uiterste best er volkomen ‘blanco’ aan te beginnen. Vergeefs, dat zeg ik erbij. Want Bernhard heeft meestal genoeg aan een zin, namelijk de beginzin, om mij volkomen in te palmen, zo ook bij de net vertaalde roman De neef van Wittgenstein, een vriendschap. Wat overigens geen bewijs is dat ik me onvoldoende verzet heb tegen Bernhard’s onweerstaanbare beginzinnen en niet tot het gaatje ben gegaan in het mij wapenen tegen zijn literaire talent.

Ook in De neef van Wittgenstein blijkt weer dat Thomas Bernhard het talent heeft om louter van zijn alsmaar voort stromende gedachten gedenkwaardige literatuur te maken. Met als bijzondere kenmerk dat die schitterende gedachtestromen van Bernhard doorgaans gaan over gedachten die eerder door hem heen zijn gestroomd, of over reflecties op die gedachten over eerdere gedachten. Dit klinkt ingewikkeld, maar bij lezing van Bernhard’s proza wordt het dat nooit. In dit geval neemt hij zijn gedachten over Paul Wittgenstein onder de loep, en als bijeffect krijgen we daardoor ook het nodige te weten over die Paul en over de schrijver zelf.

Wat deze roman extra gedenkwaardig maakt is dat de term ‘vreemde snijboon’ voor Paul Wittgenstein een beledigend eufemisme is. Als er ooit iemand in een roman is geportretteerd die zich zo onvoorwaardelijk en liederlijk aan het volle leven heeft overgegeven, dan kan ik me dat even niet meer herinneren, misschien mede omdat die Paul zich terstond, bij lezing, naar de absolute voorgrond heeft gedrongen, met zijn liefde voor theater, zijn aanvankelijk ongelimiteerde rijkdom, zijn kosmopolitische levensstijl en zijn onstuitbare eet- en drankzucht. Aan het begin van de roman maken wij gelijk kennis met de prijs die Paul voor al die gulzigheid heeft moeten betalen: opgenomen-zijn in een inrichting, met een subafdeling die luistert naar de naam ‘paviljoen Ludwig’ (een niet te missen verwijzing naar zijn beroemde oom, de filosoof Ludwig Wittgenstein).

Hoewel Bernhard helemaal geen wrijving of spanning nodig heeft om zijn proza tot leven te wekken, cirkelt ‘De neef van Wittgenstein’ om de tegenstelling tussen de uitbundige bohémien Paul en de levenslange longpatiënt die de schrijver zelf is, kortom, tussen de beperkingen van een longinhoud die je bij tijd en wijle maar een paar voetstappen toestaat versus een bon vivant uit een steenrijke familie die vliegtuig in vliegtuig uit hobbelt om naar opera’s te gaan en daar zijn even onverbiddelijke als gezaghebbende oordeel over te vormen en in kranten te publiceren, talloze, dikwijls amoureuze contacten in die wereld tot gevolg hebbende.

Als er al een hoogtepunt in de roman is aan te wijzen – in feite is een Bernhard een langgerekt hoogtepunt – dan is dat wat mij betreft de beschrijving van de ontmoetingen tussen beide heren in koffiehuis Sacher te Wenen, waar ze hun verveling gezamenlijk verdrijven, even weg uit de krankzinnigenafdeling (Paul) of de longziekteafdeling (Bernhard). Ook de uiteindelijke neergang van Paul, waar Bernhard beschroomd de nodige afstand toe bewaart, is met een indrukwekkende intensiteit en vanuit een navrante invalshoek beschreven.

Zelfs de hoogstaande humor ontbreekt niet. Ergens halverwege de roman beschrijft Bernhard hoe verslaafd hij is aan de krant Neue Zürcher Zeitung en hoe hij in eerste instantie een blokje om rijdt om die krant te kopen, hetgeen mislukt, want telkens is de NZZ niet te krijgen, ook niet in het volgende dorp en niet in het daaropvolgende dorp, waarop hij onvermijdelijk concludeert dat een dorp waarin geen NZZ valt aan te schaffen een volkomen waardeloos dorp is, hetgeen hem tot slot in alle ernst doet overwegen Oostenrijk te verlaten en dan maar naar Zürich te rijden om een NZZ te kopen.

Is het onderhand al duidelijk dat deze roman mij meer dan heeft kunnen bekoren? Me dunkt. Lang leve Thomas Bernhard!

Lees de eerste zin van de roman hier >>