Walter Kempowski (1929-2007) is een merkwaardige schrijver; ondanks zijn grote bekendheid in Duitsland hoort hij nergens echt bij: hij had een afkeer van de gladde praatjes van types als Günter Grass en lag daarom niet goed bij de literaire elite in de jaren zestig, zeventig en tachtig. Hij was een echte alleenganger; zijn laatste woonplaats, Rotenburg in Nedersaksen, ligt ver weg en is zeer afgelegen.

Ik ben er ooit nog geweest met een ex en met de kinderen. Kempowski organiseerde namelijk lezingen in zijn huis. Dat was iets bijzonders, dat huis: een uitgebouwde dorpsvilla (dus een uit zijn krachten gegroeide bungalow met een dak), Haus Kreienhoop – het staat er nog. Bij leven was het al een soort Kempowskimuseum, nu is het het hoofdkwartier van de Kempowskistichting. We fietsten er naartoe, ik herinner me de dochters achterop, de eindeloze velden koolzaadvelden. Gele lakens tussen het groen.

Tijdens de lezing verscheen Kempowski in een ochtendjas. Hij was zwaar ziek. Ongeneeslijke kanker. Het was bijna met hem gedaan, dit zou misschien wel de laatste lezing zijn die hij gaf. Toch werkte hij zich mooi door zijn programma heen, het was een kinderlijke man en een groot entertainer, zijn lezers en lezeressen hingen aan zijn lippen. Na afloop gaf hij de kinderen een foto van hemzelf met een handtekening: ‘Der Beginn einer Autogrammensammlung.’

Kempowski was romancier, maar volgens mij waren vooral zijn dagboeken en zijn ‘documentaire boeken’ zijn echte meesterwerken. Kort geleden verscheen bij Thomas Rap Zwanenzang 1945, het slotstuk van zijn Echolot, Kempowskis compilatie van eindeloos veel oorlogsdagboeken, gepubliceerde en door ‘gewone’ mensen naar hem toegestuurde handschriften; in het Duits is dit een tiendelig project, een ‘meerstemmig’ werk waarin de geschiedenis wordt weergegeven via ‘authentieke’, of in elk geval zo authentiek mogelijke, stemmen.

Ik was zelf diep onder de indruk van twee boeken: Haben Sie Hitler gesehen? en Haben Sie davon gewusst? In die boeken verzamelt Kempowski antwoorden op die vraag, die hij zonder commentaar achter elkaar zet. Het begint meteen goed. Een k(au)fm(ännische) Angestellte uit 1921 zegt:

Nein, Hitler hab ich nicht gesehen. Ich war immer an der Front.

Het is een roman in twee zinnen. En Haben Sie davon gewusst begint met twee uitspraken van een bakker uit 1917

Nein, ich nicht; nee.

Ob ich von KZ gehört hab’? Eigentlich weniger

En een Hausfrau uit 1898 haakt dan in:

Ich bin in einer Kleinstadt groß geworden. Ich kannte keine Juden. Wir haben mal eine Jüdin hier am Haus gehabt, die war aber lange tot, als das mit den Juden losging, das war ‘ne alte Frau

De antwoorden verzamelde Kempowski om achtergrondmateriaal te hebben voor romans die hij wilde schrijven. Ze groeiden uit tot een groot werk, een experimentele lappendeken waarin de hele smoezendoos van de Duitsers van kort na de oorlog tot begin jaren zeventig opengaat. Het is proza dat flonkert en flitst, terwijl het de menselijke stem (en het menselijke vermogen om de waarheid net niet te spreken) akelig dicht benadert.

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=f_2hAohPUb8]