In Plock bevindt zich een fabriek van de landbouwmachinefabrikant CNH. In deze fabriek, waar vroeger maaidorsers van het merk Bizon werden gemaakt, produceert men nu bepaalde modellen van New Holland. Dit wist ik niet, dit heb ik opgezocht op Wikipedia. Dinska Bronska kwam ook uit Plock, of Plocka. Het is een oud dorp, zegt de dichter Karel van den Oever. Kameelbruin als de steppe.
Dinska Bronska uit Plock is een meisje of jonge vrouw met vlas-geel haar en helder-blauwe ogen. Ze ruikt naar knoflook en spar en draagt laarzen. Daarmee loopt ze nogal zwaar, misschien zelfs een beetje lomp. In elk geval: ze zet er flink de pas in. Wat we verder weten, is dat ze rode wangen heeft en dikke vingers, die haar bij het schrijven van een afscheidsbrief hinderen. Want Dinska gaat weg. Naar Canada. ‘Het moet in Canada veel beter zijn!’
De eeuwige beweging van de oude naar de nieuwe wereld is niet heel vaak in een Nederlandstalig gedicht vastgelegd. Toen wij uit Rotterdam vertrokken, jawel, maar meestal kwam (bijna) iedereen terug. Dat valt in Dinska’s geval te bezien. De dichter Karel van den Oever (1879-1926) schreef in een tijd waarin weggaan zeker niet een soort van blijven was (oh, Rutger Kopland).
Dinska Bronska is lid van het grote leger economische vluchtelingen dat richting Amerika of Canada trok; kansloze mensen op weg naar een toekomst. Misschien denken haar achterkleinkinderen in Toronto, Ottawa of Vancouver nog wel eens aan het verhaal van hun ouders en grootouders, – het verhaal over een vrouw met dikke vingers en mooie ogen die uit het oude Europa (‘ergens in het midden’) kwam en bleef. Misschien wel. Voorlopig moeten we het nog steeds doen met de enige woorden die van Dinska zijn overgeleverd: ‘Moj Boze!’ – Mijn God.
Dinska Bronska
Uit een oud dorp,
– kameelbruin als de steppe –
uit Plocka,
kwam Dinska Bronska.
Haar hoofddoek was pruisisch-blauw
en haar haar vlas-geel;
ook waren haar ogen blauw
als fjord-water.
Zij rook naar knoflook en spar,
zij droeg laarzen
en ging zeer zwaar en gauw.
In het ‘Hotel Lapland’ zat zij
bij een tafel aan het straat-raam
zij schreef ’n brief.
Een haarlok viel laag op haar rode kaak
en zij stak haar tong uit,
want ze schreef moeilijk die brief
en daaronder ‘Dinska Bronska’, haar naam.
Ze stak ook de penstok in haar mond
en zocht met haar ogen langs het plafond.
Op het papier waren ’n inktvlek
en groot gestompel van letters:
zij kocht het voor tien centiem
in de kruidenierszaak
over het hotel.
Er was ’n beetje inkt aan heur kaak.O, Dinska Bronska;
gij vertrekt naar Canada:
de verroeste stoomboot wacht langs de kaai.
Gij laast op een almanak
der ‘Red Star Line’
dat Canada grotere appels,
o, hoger en geler koren heeft dan Plocka.
Het moet in Canada veel beter zijn!O, Dinska Bronska,
met je zeer dikke vingers:
je schrijft zo moeilijk die brief.
Je ogen zoeken vliegen op het plafond.
‘Moj Boze!’
Er zit ’n tranen-veeg,
o zo verdrietig,
van je blauwe ogen naar je mond.O, Dinska Bronska!
Geef een reactie