In 2017 verscheen het debuut van Octavie Wolters: Voorland. Ik schreef er een niet meteen dol-enthousiaste recensie over. Die is hier nog terug te lezen. Wie is Rob Kamphues? – dat vraag ik me na lezing van het stukje vooral af. Wie, oh wie? De auteur, Wolters dus, was niet blij met mijn goedbedoelde meningen. Daarna zijn we maar bevriend geworden – je moet toch wat, in dit leven.
Met Slot is er nu een tweede boek. Eerst verscheen het als eigen beheer-uitgave, POD en in een redelijk beperkte uitgave – tot Gloude er enthousiast over werd en het in het fonds opnam. Ik vind Slot veel beter dan Voorland. Niet omdat ik de auteur ken, maar omdat de auteur beter is gaan schrijven.
De monotonie, die in het debuut op de loer lag, krijgt hier geen kans: Wolters grijpt meerdere verhaallijnen (een depressie, de coronacrisis, gezinsverhalen) bij de lurven en vermengt ze tot een geheel dat, ondanks de niet altijd vrolijke of vrolijk stemmende inhoud, leest als een trein (die tussen Roermond en Nijmegen, bijvoorbeeld).
Ook de combinatie tekst-beeldend werk is een gelukkige greep. Die zorgt niet zozeer voor variatie, het geheel wordt geen praatje bij een plaatje, maar de twee disciplines vullen elkaar echt aan. Het boek is het boek van een kunstenaar geworden, van iemand die meerdere disciplines door elkaar heen kan gebruiken zonder aan kracht te verliezen.
Bovendien is dit het eerste boek waarin de covid-crisis echt op een literaire manier wordt ingezet: de wereldwijde crisis spiegelt zich in de crisis waarin het hoofdpersonage zich bevindt; en dat is werkelijk heel goed gedaan, literair-technisch en schrijf-technisch gezien.
Geef een reactie