Het de winkels uit vliegende boek ‘De domheid regeert’ van Sander Schimmelpenninck is, zoals een sticker op de voorflap trots vermeldt, een ‘lekker betoog’. Met die kwalificatie heb je meteen het sterkste deel van het boek te pakken. Als iemand in Nederland in staat is het populisme op een raillerende manier te beschrijven en genadeloos de fouten en inconsistenties aan te wijzen in de uitspraken van politici die in zijn ogen verdacht zijn, is het Schimmelpenninck. Met zijn ‘lekkere betoog’ bedient hij een grote groep mensen die minder welbespraakt zijn dan Sander Schimmelpenninck zelf en die, net als hij, menen te zien dat grofheid, leugens, intimidatie en, ja, in hun ogen domheid, terrein winnen in het publieke debat. Sander geeft het hele boek vol gas! Het betoog zakt nergens in. Hij heeft de ene kogel nog niet afgevuurd of de volgende is alweer onderweg, te beginnen bij het onder vuur nemen van de door hem meest gehate journalist van Nederland, Wierd Duk. En daar komt dan nog bij dat hij de indruk wekt dat ergens, in een vrij recent verleden, is besloten is om het gezonde verstand en de rede het raam uit te gooien om de domheid daarvoor in de plaats te zetten. In de ondertitel staat niet voor niets het woord ‘opzettelijk’. Met andere woorden: die domheid is geen sluipend virus zonder herkomst, nee, het is bewust georkestreerd door iets of iemand.
Hier komt de eerste zwakte van het boek bovendrijven. Het heeft veel trekken van een complottheorie. Het is ‘wij’, Sander en de niet-dommeriken, tegen ‘zij’, degenen die domheid zijns inziens toelaten en soms zelf propageren. Hoewel de auteur veel moeite doet uit te leggen dat hij het niet gemunt heeft op mensen met beperktere intellectuele vermogens maar op mensen die, in zijn woorden, best slim zijn maar ‘een cultuur van domheid’ in stand houden en verspreiden, tast het de wij/zij-structuur van het boek niet wezenlijk aan. En laadt Sander op zijn minst de verdenking op zich dat hij, net als de populisten zèlf, in zwart-wit schema’s denkt. Uit talloze interviews blijkt ook steeds dat Sander de gewone progressieve politici te lief vindt, te meegaand, te tolerant eigenlijk, en dat je het populisme (of wat hij daarvoor aanziet) met ‘de eigen middelen’ moet bestrijden. Ofwel, wanneer zij klappen uitdelen moet je keihard klappen teruggeven, met de nadruk op ‘keihard’. Bam! Wij/zij, dus! Geen nuance. Sanders hardheid is zijn handelsmerk geworden. Niet voor niets trekt hij op sociale media als geen ander zó snel en zó massaal bewonderaars en haters aan.
Zwart/wit.
Als je het vermogen hebt om iets meer uit te zoomen bij dat ‘lekkere betoog’ – en dus van enige intelligentie blijk geeft – blijft er alras minder over van ‘De domheid regeert’. Want hoe bijzonder is het nou eigenlijk dat politici en journalisten graag statistieken en rapporten selecteren die hun standpunt ondersteunen? Om zo de waarheid op te rekken en naar hun hand te zetten? En wat bedoelt Schimmelpenninck nu eigenlijk precies met ‘domheid’? Wanneer bén je dat volgens zijn definitie? Nou, heel eerlijk gezegd: je bent dom als je op grond van in zijn ogen niet serieus te nemen bronnen tot een andere mening komt dan Sander. Met een beetje humor en, oké, kwade wil, kun je de ‘De domheid regeert’ dan ook lezen als een uit de hand gelopen frustratie-document, een strafexpeditie richting alle mensen die het niet letter voor letter met Sander Schimmelpenninck eens zijn. In feite is het boek een pleidooi de samenleving beter naar Sander te laten luisteren. Hij schuwt daarbij de grove middelen niet. Zo pleit hij openlijk voor overheidsbemoeienis bij het hinderen, afschaffen of verbieden van bronnen of geluiden die hem niet bevallen.
Grof tegen grof, oog om oog tand om tand – dat is de modus operandi van Schimmelpenninck.
Natuurlijk is Sander zo gewiekst zijn boek niet als een persoonlijke vete te presenteren. En net te doen alsof zijn onenigheid met onder meer Wierd Duk, Caroline van der Plas en Geert Wilders niet een uit de hand gelopen ruzie is, maar een licht/donker conflict tussen mensen met waarheidsliefde (‘wij’) en die ellendelingen zonder (‘zij’), maar wie, als gezegd, uitzoomt, komt al snel tot de conclusie dat de werkelijkheid grijzer is. Sander kan nog zo hard zijn best doen een begrip als ‘wetenschap’ voor te stellen als een monolithisch blok van onbetwiste kennis dat ons een en dezelfde kant op wijst (de door hem gewenste), maar met een beetje kennis van wetenschap en wetenschapsfilosofie weet je dat het zo eenvoudig niet is. En al doet de activistische wetenschap, in het verlengde van Sander, manhaftige pogingen zichzelf als onbetwistbaar af te schilderen (denk aan een begrip als ‘settled science’), op zichzelf is het proclameren van onbetwistbaarheid ten diepste anti-wetenschappelijk, want als wetenschap ooit ‘settled’ zou zijn betekent dat in feite een ontmoediging van of zelfs verbod op verder onderzoek dan wel onblusbare nieuwsgierigheid (‘dit staat vast, dus hou op!’). Maar ja, zo heeft Sander het graag: minder twijfel, meer gehoorzaamheid.
Conclusie? Sander is een uitstekende, helder betogende en scherpe schrijver. Hij heeft ook een punt als hij constateert dat de status van kennis, wetenschap en gevestigde instituties aan het afkalven is. En illustreert dat ook vaardig. Maar als je, zoals hij, geen enkele poging doet de (meer ingewikkelde) ‘waarom?’-vraag te stellen en je in de achtergronden van die afkalving te verdiepen, je blijft steken in de boksring, in het veroordelen en van je af duwen van mensen die andere bronnen serieus nemen dan jij en derhalve tot andere conclusies komen, schiet je al met al toch weinig op met dit boek.
Alleen de omzetcijfers van uitgeverij De Correspondent en Sander zelf, ja, die schieten ermee op.
Geef een reactie