Vanaf 2021: op de zaterdag en zondag een Gedicht van de dag. Met een korte inleiding, en gepubliceerd om 9.30 AM. Kortom, weekendgedichten; in 2021 plusminus 100 keer Heeft u een gedicht dat geschikt is voor deze rubriek op het oog: mail het mij. Zie de contactknop op de voorpagina.

De gedichten van Jacobus Revius zijn een nagekomen bericht uit de renaissance. Nadat Revius (1586-1658) in zijn studententijd de renaissanceliteratuur had leren kennen, voegde hij er zijn eigen calvinistische Nederlanderschap aan toe — met al bij al redelijk spectaculaire gevolgen in de dichtsfeer. Ik ken weinig Nederlandstalige dichters die zo strak in de maat kunnen lopen en en passant aan inhoud doen. Revius is een religieuze voorzaat van Menno Wigman.

In onderstaand gedicht neemt Revius in de eerste acht regels ruim de tijd om eens uit te leggen hoe de wereld eraan toe is. En dat is: niet best. Zij is ‘vol sonden opgehoopt, vol opgehoopte plagen’. Revius beperkt zich nota bene tot de ijdelheden en de kwaadaardigheden. Hij richt zich niet eens op ziekten en op de dood. Toch begint het gedicht, terwijl je het leest, een beetje te rijmen op deze tijd, een tijd die net als die van Revius vervuld is ‘met droefenis en clagen’. Misschien geeft de dichter wel een omschrijving van de viruswappies.

Het gedicht ‘Werelt’ bewijst dat religie en poëzie niets met elkaar te maken hebben, hoewel ze onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Enerzijds is er de nogal nadrukkelijke les waarvan Revius ons probeert te doordringen. Alles en iedereen is zondig, want alles en iedereen is nu eenmaal zondig. Zo is de wereld. Bij dit alles zingt hij, en dat zingen weet de boodschap op de een of andere manier te transformeren. In een muziek die zonder boodschap is. Of in elk geval: een muziek die de boodschap tijdelijk overstijgt. (Bij Wigman wordt het a-religieuze overstemd op de momenten waarop hij zichzelf, ondanks het strakke ritme dat hij hanteert, laat zingen.)

Werelt

De werelt is vervult met droefenis en clagen,
Vol snode lastering’ en vol onwaerdicheyt,
Vol wyle ogen-lust, en vol lichtvaerdicheyt,
Vol onverdienden haet en dodelijcke lagen,

De werelt is vergift met wroegen ende knagen,
Vol stege wrevelmoet en vol hovaerdicheyt,
Vol ongebonden sucht en vol quaet-aerdicheyt,
Vol sonden opgehoopt, vol opgehoopte plagen.

O herten die noch sijt van hare stricken vry
Vliet verre van dees trouw- en liefde-lose pry.
Al isse noch soo schoon vercieret en bepeirelt.

Vraecht niet, hoe can het sijn dat sij soo goddeloos,
Soo eer-vergeten zy en overgeven boos?
Eylaes! het is om dat de werelt is de werelt.

Het gedicht van Revius vond ik op de eerste versie van het Coster-project; uit de tijd dat internet nog jong was.