Literaire thrillers zijn meestal niet literair. En ook geen thriller. Ze zijn over het algemeen slecht geschreven en stakerig geconstrueerd – dus nagenoeg onleesbaar. Wie een literaire thriller wil schrijven moet beschikken over weinig smaak, een dorre pen en het vermogen om het publiek te zien als een verzameling randdebielen. Dat laatste is niet overdreven; ooit, in een ver verleden, probeerde ik een literaire thriller te schrijven. De persoon die het boek had willen uitgeven vond de tekst ‘te literair, dat snappen de lezers allemaal niet, onze lezers zijn niet zo slim’.

Het leven in de zoutmijnen van de literatuur is hard en nooit zie je een streepje zonlicht, of strijkt er een briesje frisse lucht langs je vermoeide leden.

De Finse Weduwe van Mark Cloostermans is geen literaire thriller, maar een literaire detectiveroman. Daarmee grist Cloostermans zijn tweede boek rond de speurneus Henri Conscience bij voorbaat weg voor het ravijn waarin alle literaire thrillers verdwijnen.  Want een detectiveroman is De Finse Weduwe zeker, en Cloostermans (een ervaren schrijver) gebruikt wel degelijk literaire middelen. Tijdens het lezen heb je nergens het idee dat je als een randdebiel wordt gezien.

Net als in het eerder verschenen De Terugkeer is Cloostermans erg goed in het neerzetten van een sfeer. Dat doe je door niet al te veel details te geven; we bevinden ons in zijn boek in het Brussel van de negentiende eeuw, maar we krijgen geen eindeloze referaten over cultuur of architectuur: op een enkel uitstapje na beperkt Cloostermans zich (net als Woody Allen) tot interieurs. Die worden aangeduid, niet gedetailleerd beschreven. Behalve Woody Allen moet ik dan ook aan Georges Simenon denken, een gezamenlijke liefde van Cloostermans en mij.

Simenon is de meester van de sfeer. Cloostermans komt dichtbij. Henri Conscience is als personage bovendien beter uitgewerkt dan in De Terugkeer en de vondst om hem een huishoudster annex assistente te geven (Clara, een soort Watson) werkt heel goed. Dat we ons nog steeds in een volledig vreemde wereld bevinden (het Brussel van ver voor de Eerste Wereldoorlog) geeft het verhaal iets bekends en onduidelijks tegelijk: de wereld waarover we lezen is er en is er niet.

De literaire paaseieren die Cloostermans in zijn boek verstopt zijn een traktatie voor de lekkerbek. Zijn spel met het nog niet gedrukte werk Les Chants de Maldoror van de Comte de Lautréamont en de beoogde drukker-uitgever ervan, Albert Lacroix, voegt echt iets toe. De Comte, Isidore Ducasse, speelt een rol in de roman en blijft toch onzichtbaar. De drukkerij als setting voor een deel van het verhaal is een mooie vondst – het verhaal speelt zich af in de tijd dat die drukkerij het moderne vertegenwoordigde, de toekomst.

Henri Conscience gaat nu twee boeken mee. Deel 3 staat aangekondigd en zal De Verovering heten. Als ik even mag schoolmeesteren: Cloostermans heeft zijn stijl in dit boek aangescherpt. Hij bewandelt minder zijpaden en dat komt de sfeer en het verhaal ten goede. Er is nog winst te behalen als het om compactheid gaat. Ben ik nu een kniesoor? Misschien. Daarom eindig ik met een compliment. Henri Conscience krijgt in dit boek definitief smoel en de auteur van het personage en de reeks lijkt zichzelf met meer zelfvertrouwen door zijn verhaal te bewegen. Ik heb mij voor de tweede keer goed vermaakt. Ik ga de hele reeks sparen.