Foto: Wikipedia

De loopbaan van Sam Shepard is gefragmenteerd en (ook wel) jaloezie-opwekkend. Toneel- en scriptschrijver, acteur, regisseur, prozaschrijver. Wie droomt er niet van om dit allemaal te zijn, als hij jong is, en wie zou er geen lief ding voor geven om één van die dingen te zijn als hij oud is?

De laatste boeken die Shepard schreef, verschenen in korte tijd bij Uitgeverij Nobelman: Bespieder van de Eerste Persoon (2018) en Die Vanbinnen (2020). Beide boeken zijn geredigeerd door Shepards oude liefde Patti Smith en hebben ongeveer dezelfde opbouw; dat wil zeggen: ze zijn fragmentarisch, roesachtig en niet altijd even helder van opzet. Dat laatste, het niet-heldere, bedoel ik als een compliment.

Bespieder van de Eerste Persoon (origineel: Spy of the First Person) is een nagelaten werk, een boekje van nog geen honderd bladzijden dat Shepard letterlijk net voor zijn dood voltooide. Die Vanbinnen (origineel: The one inside) verscheen kort voor Shepards dood en verscheen in Nederland na Bespieder etc.

Beide boeken bestaan uit korte hoofdstukken, vol perspectiefwisselingen. Je kunt wat de schrijver vertelt, als je wil, reconstrueren, maar het doet er volgens mij niet zo toe, niet in deze boeken. De tekst die we krijgen gepresenteerd is brokkelig, onaf en zit vol gaten — er is wel sprake van een verhaal’, maar dat is meer iets dat zich voordoet, terwijl Shepard het schrijft.

Er zijn, in de literatuur, twee soorten verhalen: verhalen die de schrijver vertelt en verhalen die gebeuren. De twee boeken van Shepard bevatten verhalen uit de laatste categorie. Terwijl Shepard schreef, kregen de verhalen vorm. De lezer moet iets harder werken om verhalen uit de laatste categorie te lezen, ze zijn ‘moeilijk’ of worden als zodanig ervaren.

Shepards teksten zijn geen kaskrakers, en zullen dat wel nooit worden. Daarvoor zijn ze naast te ‘moeilijk’ ook te ‘literair’: boeken die de zelfwerkzaamheid van een lezer aanroepen schrikken tegenwoordig een beetje af. De gemiddelde lezer glijdt liever gemakkelijk in een tekst, de gemiddelde lezer laat de aloude wijsheid dat wrijving warmte veroorzaakt links liggen.

In Nederland bestaat experimentele literatuur meestal uit teksten die in stukken zijn gehakt om de sullige of politiek-correcte inhoud te verdoezelen. Echt experimenteel zijn de meeste Nederlandstalige als experimenteel gebrachte teksten niet. Experimenteel is een woord dat begrippen als compromisloos insluit — en de Nederlandstalige ‘experimentele’ teksten zijn juist zo glad als — en daar dreigt alweer een vergelijking met het woord glijmiddel erin deze blogpost te ontsieren.

Shepards teksten zijn niet correct, niet gladjes en compromisloos. Hij schrijft in deze twee boeken alsof de dood hem op de hielen zit, en dat was ook zo. Als lezer moet je ze minimaal twee keer lezen, of lezen. Of drie keer. Of nee, je kunt ze eigenlijk keer op keer lezen. Bij elke lezing zijn de boeken nieuw, of nieuwer. Zo kun je je hele lezende leven toe met twee boeken. De hemel en de hel tegelijk.