Op zaterdag 13 juni publiceerde Tommy Wieringa een typische Tommy Wieringa-column in NRC/Handelsblad. Onder de titel ‘Slagerserotiek’ constateert hij twee problemen, die hij voor het gemak in elkaar schuift en vervolgens met elkaar verwart – om aan het eind met een geruststellende hoeveelheid ‘Tommy Wieringa Doet Het Goede En Dat Is Fijn’ op de proppen te komen.

De column zet ik hieronderop als jpg, dan kunt u hem even rustig nalezen (eerst opklikken). Er staat ook nog humor in, over Sven Kockelmann en Halbe Zijlstra (ha, ha) en een sneer naar ‘liberalen’, vroeger de doelgroep van NRC/Handelsblad.

Wat mij het meest opvalt aan zijn column is dit. Wieringa haalt twee dingen door elkaar: het hebben van leesvaardigheid en het graag lezen van boeken. Die twee dingen kunnen samengaan, maar dat hoeft niet. Leesvaardigheid is, en daarin heeft Wieringa gelijk, essentieel voor je intellectuele vorming. Wie een tekst niet kan lezen, is niet slim. En wordt dat ook nooit, want alles wat hij leest, wordt niet of verkeerd begrepen.

Graag boeken lezen draagt niet per se bij aan een grotere leesvaardigheid. Ik ken mensen die honderd boeken per jaar, of meer, lezen en die toch niet kunnen lezen. Die letterlijk niet begrijpen wat er in de teksten die ze zo massaal tot zich nemen staat. Ze ‘houden’ er wel van, van het lezen van die boeken. En ze zijn er soms ook ‘van onder de indruk’ of beweren ‘er iets uit te hebben geleerd’ – maar als je ze over die boeken hoort praten weet je genoeg. Het waren, zijn en blijven mensen die aan een vorm van functioneel analfabetisme lijden.

Ik ken ook mensen die nooit een boek lezen en een tekst juist als geen ander kunnen begrijpen. Een paar van die mensen kende ik al toen ik naar de middelbare school ging en zij me mild-spottend aankeken als ik weer eens met een dichtbundel in mijn handen door de aula liep. Terecht, vind ik nu. Leesvaardigheid beperkt zich niet tot het boek.

Wieringa heeft met zijn pleidooi voor het lezen van boeken een ander doel. Hij wil lezers / kopers opkweken voor zijn eigen boeken. Dan blijven die later ook leuk in de markt liggen. De aap komt uit de mouw in de slotzinnen van zijn column. Nadat hij heeft uitgelegd dat hij, Tommy Wieringa Zelf, op de school van zijn dochters voorleest, als strijder aan de frontlinie des leesvaardigheids, noteert hij over een leerling die het licht zag:

Hij, die aanvankelijk uitsluitend van gamen zei te houden, was aangeraakt door het boek. Karel de Grote zei het al: ‘Er moeten scholen worden opgericht om jongens te leren lezen.’

Er moeten scholen worden opgericht om jongens te leren dat ze later boeken van Tommy Wieringa moeten gaan lezen – je weet wel, die man die zo lief kwam voorlezen vroeger. Met het vergroten van de leesvaardigheid heeft dat niets te maken. Het is propaganda, iets wat alle ‘leesbevordering’ aankleeft. In plaats van al die kinderen boeken door de strot te duwen, kun je het taalonderwijs ook verbeteren. De rest komt dan vanzelf, of niet.