Een man die de klimop snoeit, aan de Hopstraat.

Let’s go to the hop.

Een bedelaar die een pizzapunt zit te eten.

Het plein dat Baksteenkade heet.

Toeristen met een mondkapje. Toeristen zonder mondkapje.

Een vrouw met een blauw sweatshirt aan waarop Brabantse Golf staat, in witte letters. Ze heeft een mooie mond en rookt een sigaret.

In plaats van haar aan te kijken, maar ik notities op mijn smartphone. Omdat ik dit niet wil vergeten. Was ik maar een auteur met een boekje.

Ik eet een vegetarische hamburger die Honolulu heet.

Het is benauwd in het appartement.

Het regent, ook al geeft de buienradar aan dat het droog is.

De kat die geen naam heeft, zegt tegen me dat ze Woody heet.

De rivier die onder de stad door loopt, omdat zij overkapt is.

Het geluid, buiten, alsof er paarden langskomen. Paarden die voor een koets zijn gespannen, bijvoorbeeld. Als je naar buiten kijkt: joggers op straat. Of hardlopers. Die met hun loopschoenen over de kasseien in de straat schrapen.

Het alarm van de telefoon ’s ochtends verzetten, van 7.00 naar 8.00 naar 9.00. Om 10.00 opstaan en denken dat ik eerder op had moeten staan.

Het geluid dat de hardlopers maken, keert midden in de nacht terug. Ik durf niet naar buiten te kijken.

De angst om alleen te blijven en de angst om niet meer alleen te kunnen zijn.

Droom: Voor N* en mijzelf moet ik een reis organiseren naar New York. Eerst lukt het me niet om een ticket te boeken. Daarna pakken we onderweg naar het vliegveld de verkeerde trein. De trein waar we wel in terecht kunnen zit stampvol. Het gezicht van N* op zwaar weer.

Dromen die niet op een nachtmerrie lijken en het toch zijn. Het duurt een dag voordat je de sfeer ervan kunt afschudden.

In een café drinken alle vaste gasten een mengsel van cava en zoete witte wijn. Het heet half-en-half, maar er zit meer cava in dan witte wijn. Op het glas komt een kop te staan, zoals bij een borrel.

De obers in het café zijn sacherijnig. Precies goed. Dat draagt bij aan de populariteit van de zaak.

De vriendin die ik meer dan tien jaar niet heb gezien, vertelt over haar huis in Frankrijk. En over haar huurappartement in Brussel.

Omdat ik benieuwd ben wat jij er als bewonderaar en kenner van vindt, en omdat ik jullie benadering van literatuurkritiek waardeer, vroeg ik me af of jullie geïnteresseerd zouden zijn in een drukproef en/of recensie-exemplaar.

In de trein van Breda naar Nijmegen zingen twee jongens dat Steven Berghuis een kk-jood is.

Eén van de jongens laat tussen het zingen door een boer. De andere lacht. Ze staan gelukkig ver genoeg weg. Er is een nummer dat je kunt bellen, als er een onveilige situatie ontstaat in de trein. Maar dan?

Ik lees een boek van Tao Lin, Leave society, terwijl ik naar het gebral luister.

Wie niet springt, is Steven Berghuis.

De AH to go is al gesloten en ik kan geen wijn kopen. Ik heb zin in wijn, omdat ik eerder op de dag drie glazen wijn dronk.

Ik zit thuis en denk aan de wijn die ik niet drink.

I would give everything to feel nothing again.

De vrouw aan het tafeltje naast me zegt: ‘Er is iemand die deze dingen weet.’

Er is zo veel verleden in mijn leven, dat ik het niet meer kan overzien.

Soms is het verleden een lief hondje dat aan je voeten ligt en soms is het verleden een bijtende vechthond die niet loslaat. Stom verleden. Af.

Koffie bij het water. Appeltaart. De vrouw met een hondje dat op een muis lijkt. De vrouw met een tattoo op haar rug. De vrouw met twee kinderen en de vrouw met een man die almaar op zijn smartphone zit te kijken.

In augustus en september vindt de muziek- en poëziewandeling ‘Carnaval der Bedreigde Dieren’ plaats op drie verschillende plekken in Nederland. Hiermee wordt aandacht gevraagd voor klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit.