Eus had gisteren zijn vestimentaire frivoliteiten laten varen. Hij droeg bontkraag noch capuchon. Hij droeg een saliegroen jack van de Beversport. Daarin gehuld stond hij aan het begin van de uitzending te shinen voor het Burgerweeshuis. Het gedicht dat hij uit het minibiebje toverde was zogenaamd geschreven door een kind van zeven en waarschijnlijk dus van Eus zelf.
Het kijken naar zijn Boekenclub krijgt inmiddels een aureool van heilig moeten. Ik bouw de hele zondag op, via snooker en wielrennen, naar half acht, NPO2. Eventueel aanwezige mensen in mijn omgeving dienen dan muisstil te zijn. De hoogmis van de leesbevordering begint. Zeker gisteren, op de derde zondag van Pasen, de dag waarop de Emmaüsgangers de vreemde in hun midden herkennen als de doodgewaande Messias.
Eus is de Messias van de leesbevordering, al vraag ik me na drie afleveringen in gemoede af hoe je met Eus’ Boekenclub het lezen als zodanig kunt bevorderen. Met welke middelen kan Eus de opzet van zijn programma transcenderen? Op welk moment worden de levenloze dingen van papier, lijm, inkt en nog wat e-nummers levende dingen, die wij, de kijkers, in de afgeslotenheid van onze woning plotseling tot leven willen wekken – willen gaan lezen dus? Hierop heb ik geen antwoord.
Wat ik wel weet: het ontbreekt Eus aan de échte liefde voor de letteren. Hij is iemand die weet dat de literatuur het wel goed doet, bij sommige mensen en zo, maar hij doorvoelt het niet waarlijk. Hij spreekt de auteurs te achteloos toe (‘de beste auteur van zijn/haar generatie’), hij behandelt de verzamelaars (en verzamelaars zijn geen lezers, want lezen houdt maar van kopen af, zoals Gerrit Komrij ooit schreef) te zeer alsof het de Malle Eppies zijn die ze lijken te zijn, hij levert de onbekende, niet gepubliceerde auteurs te gemakkelijk over aan een volksgericht (‘het sleept mij nog niet mee’) en hij kan de dichters niet uit de rol van Cliniclown halen (goede pruik, Micha Hamel).
De politicus probeert Eus wel serieus te nemen. Min of meer. Je weet namelijk nooit of het handig is om connecties in die wereld te onderhouden. Al liet hij Lilian Marijnissen gisteren wel verdwalen in het dichte woud van clichés dat Ramsey Nasr voor haar had opgetrokken. Als politici inspiratie moeten gaan halen uit de holle bombast van een namaak-Wunderkammer, ja, dan is het licht waarschijnlijk al gedoofd. Dan komen de zetelaantallen van Lilian nooit meer boven de negen.
Wat als schuttersstuk bedoeld is, loopt meestal uit op een deceptie: de leesclub. Twee niet-lezers hebben het boek gelezen en beginnen dan te stamelen over de mooie taal, die ze hebben ondergaan. De gecoiffeerde auteur zit erbij en glimlacht. Een echt gesprek over het boek wordt niet gevoerd, sterker: mag niet worden gevoerd. Dat is niet gezellig en de auteur zit er om reclame voor zijn boek te maken, niet om met zoiets ordinairs als literaire kennis te worden geconfronteerd.
De punchline van het programma: ‘Presentator Özcan Akyol, ook wel bekend als Eus, stelt het boek én de lezer centraal.’ is voor de helft waar. Presentator Özcan Akyol is namelijk ook wel bekend als Eus. Voor de rest staat vooral Eus centraal en krijgen we een inkijk in de manier waarop hij literatuur beleeft. Als een reservaat vol beste auteurs van zijn/haar generatie, met daarboven nog één iemand: Eus zelf, die de grenzen van onze leesliefde uitzet, tekent en bewaakt. Psalm 25, vers 16.
Leuk hoor dit commentaar, toch ga ik het boek van Laura aanschaffen, al was het naar om die ene zin:’ verdriet zoekt een zacht plekje in je lichaam nestelt zich daar en gaat niet meer weg’
Zeker, maar de schrijvers kunnen er op zich ook niks aan doen dat ze worden geëxploiteerd.
Verdriet zoekt niet, het is er al voordat jij het weet. Verdriet heeft echt geen zacht plekje nodig of je begrijpt niets van hoe een lichaam in elkaar zit. Een lichaam is taal, een gedicht, muziek waar alles in geborgen ligt. Zoeken¿
Eus is een colporteur van boeken zonder het over literatuur te hebben.