Ik zit met een vriend tegenover de CocoVan die aan de oever van de Moldau staat. We drinken home mad lemonade, waarin van alles drijft en ritselt. Terwijl we naar ons uitzicht kijken, lieve mensen die ook aan de oever van de Moldau zitten, de rivier, Slavia en het Nationaal Theater – de zon schijnt en het beloofde onweer is overgewaaid – komt het gesprek op de schrijver Joubert Pignon, die tegenwoordig weer wil operen onder zijn echte naam Robert Schuit. Lees verder
Categorie: Uncategorized (Pagina 10 van 12)
We naderen Nymburk. Mijn gevoelens zijn alleen maar te omschrijven met dit bijvoeglijk naamwoord: plechtig. Bohumil Hrabal noemde de plaats waarin hij opgroeide als het zoontje van de beheerder van de plaatselijke brouwerij Het stadje waar de tijd stil is blijven staan, maar voor mij komt de tijd nu pas in beweging. Ik bezoek Nymburk voor het eerst (en waarschijnlijk voor het laatst). Lees verder
De collega-schrijver over wie ik gisteren schreef, appt of wij dan geen vrienden zijn. Is hij slechts een collega? Ik denk daar even over na. Wat is een vriend? Wanneer is iemand een vriend? Heb ik, in deze fase van mijn leven, vrienden nodig? Ooit had ik een vriend en die viel dood neer, daar word je ook niet blij van. Lees verder
Een collega-schrijver en ik voeren een weemoedig gesprek.
Het gaat over de gretigheid waarmee we, vroeger, in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, op donderdag in de kiosk stonden om de Republiek der Letteren (de boekenbijlage van Vrij Nederland) te kopen. Op vrijdag en zaterdag verslonden we de letterenbijlagen van Trouw, de Volkskrant, NRC/Handelsblad en Het Parool. Zelfs de Haagse Post had mooie literatuurpagina’s. Over de inhoud werd druk gedebatteerd door de Titaantjes in spe, want dat waren wij toen wel: jongens, aardige jongens. Voornamelijk jongens. Lees verder
Walter Kempowski (1929-2007) is een merkwaardige schrijver; ondanks zijn grote bekendheid in Duitsland hoort hij nergens echt bij: hij had een afkeer van de gladde praatjes van types als Günter Grass en lag daarom niet goed bij de literaire elite in de jaren zestig, zeventig en tachtig. Hij was een echte alleenganger; zijn laatste woonplaats, Rotenburg in Nedersaksen, ligt ver weg en is zeer afgelegen. Lees verder
Mensen die iets fijns zien in een crisis, daar moet je meestal voor uitkijken. Ze lijken een beetje op hoge militairen die je komen melden dat je kind niet voor niets gestorven is, maar voor volk & vaderland (&, optioneel, God). De hoge militair in dit stukje is Eveline Aendekerk, directeur van de CPNB. De op het veld van eer gesneefden zijn de Nederlandse coronadoden. De optionele God waar die mensen voor stierven: Leesbevordering. Lees verder
Ach, dode voetbalhelden. Dat schrijft lekker. Vooral als de dode voetbalheld een leven heeft waar iets over te vertellen is, en zo’n leven had Wim Suurbier. Ik ril al als ik denk aan de in memoriams, het Frank Heinen-proza (Een baard van drie dagen staat bijna niemand, behalve en zo voort), de Henk Spaan-constante (Het was in de vijfde minuut van AJAX-Heracles, 1976. Suurbier, die tot dan toe vooral opviel door niet op te vallen, besloot de kicksen van Garrincha aan te trekken en zo voort). Lees verder
Zeeangst, zo heet de nieuwe roman van L.H. Wiener. De auteur, inmiddels 75 jaar oud, zou de grand old man van de Nederlandse literatuur zijn, maar de Nederlandse literatuur is no country for old men. Die hebben hun tijd gehad en moeten hun oeuvre uitzingen in relatieve eenzaamheid. Alleen Remco Campert heeft nog een godgelijke status. Campert is echter een grand old boy-ish figurine en geen oude man. En Jeroen Brouwers is onderhevig aan de Brouwers-paradox: hoe slechter de boeken die hij schrijft worden, hoe meer roem hem toevalt. Lees verder
Soms leest Jaap Goedegebuure denk ik een boek. Hoe dat er precies aan toegaat? Je moet de verbeelding niet altijd al het werk laten doen. Voordat je het weet zit je met een beeld van iemand die, de lippen getuit, de vinger in de aanslag bij een regel, half-prevelend zit te turen naar de vergeelde bladzijden van een Meulenhoff-pocket uit 1978. Lees verder
Het droevigste en opwekkendste boekenverhaal dat ik ooit hoorde, gaat zo:
Een dichter, of nou ja, een nepotist van het zuiverste water die soms notities publiceerde die, als je je ogen half sluit en vervolgens schuin naar de letters kijkt in de verte op gedichten lijken, een dichter dus, een al wat oudere dichter, iemand die zijn loopbaan heeft zien eindigen in het grote niets waar literaire loopbanen soms wonen, een wat oudere dichter staat naast zijn vrouw, ook dichter, of nou ja bijna-dichter, en kunstcolumniste en eetschrijfster, dat is ze ook, van alle markten thuis is zij, die vrouw, een wat oudere dichter en zijn vrouw staan voor hun boekenkasten. De oudere dichter wijst op een lange rij eerste drukken, bijzondere uitgaven, bibliofiele dingen en parafernalia betreffende Simon Vestdijk. Hij zegt: ‘Kijk, daar staat een deel van ons pensioen.’ Lees verder
Recente reacties