Stel je voor, er waart een virus rond. Ziekenhuizen lopen vol. Er vallen doden. Gelukkig is de eerste golf voorbij en is de schreeuw van de cultuur enigszins verstomd. Er worden niet zo veel boeken meer aangeraden, ook, we hoeven niet meer de hele dag te lezen om de boekhandel te redden.

Wel heeft Ellen Deckwitz een nieuw boekje geschreven om te bewijzen dat je alleen maar zo slim hoeft te zijn als Ellen Deckwitz om de dichtkunst te kunnen zien zoals zij haar ziet. Als een grabbeldoos waaruit je cadeautjes haalt, ondertussen babbelend en half-hysterisch krijsend. Laat ons bidden voor de dichtkunst, al kan die niet getroffen worden door dat virus.

Ik lees haar boekje en voel me alsof ik aan de lopende band wordt toegesproken door een kleuterjuffrouw, hoewel: mijn kleuterjuffrouw, Lies, moge haar nagedachtenis ons tot zegen zijn, behandelde mij toen ik vier jaar was meer als een volwassene dan Deckwitz de lezer die iets ouder is geworden.

Stel, er waart een virus door en je moet van alles doen. Van alles dat net wel of net niet lukt. Ik pak soms een boek op en leg het weer neer. Ik lees verhalen. Ik lees een boek van Max Niematz, iemand van wie ik nooit eerder iets las, ik blader door de krant, ik waar zelf een beetje rond.

Ondertussen kijk ik naar de eerste drie Die Hard-films en naar twee films over Kingsman: misdaadkomedies met Colin Firth en Samuel L. Jackson. Enkelvoudige verhalen met een beetje humor. Daar kan de meeste poëzie niet tegenop.