- vanaf 11 juni 2020 -

CB pleit voor een Nacht van de Lange Festivals

Deze bijdrage van Chrétien Breukers verscheen in Propria Cures, waarvan Chrétien gastredacteur is

Soms heb ik werkelijk een goed idee. Dit bijvoorbeeld: verbied alle literaire festivals en neem voor de zekerheid hun subsidie af. Er is nog nooit iets goeds gebeurd op of voortgekomen uit een literair festival. Literaire festivals zijn als een huidziekte: je ziet ze wel en ze zijn niet zelden alomtegenwoordig; maar je hebt er niks aan en kunt er behoorlijk ziek van worden.

Je denkt dat je een leuke avond zult hebben en uiteindelijk zit je te kijken en, helaas, te luisteren naar Onno Blom, Lidewijde Paris, Alma Mathijsen, Christine Kok of Elfie Tromp (of, in het ergste geval, Tsead Bruinja). Het is en een huidziekte én het is zinloos geweld, en vooral: het houdt nooit op, niet vanzelf. Omdat de redacteuren van die festivals niet in staat zijn om eens iets origineels te bedenken.

Literaire festivals zijn voor lezers wat de katholieke kerk is voor hoogopgeleide pedofielen: een plek om samen te komen en vieze plannen uit te dokteren. In deze vergelijking zijn de schrijvers de kleine kinderen. Die worden of uitgebuit of ingezet om de festivalredactie en het bestuur te laten shinen. Redactie en directie slijten hun filmpjes en concepten aan de toegestroomde lezers, – in deze vergelijking de viezeriken die in de sacristie rondspoken.

Uiteindelijk is het nettoresultaat: schaamte om de zonde en een alomtegenwoordig zwijgen over de eventueel opgelopen trauma’s. Wie naar een festival is geweest zwijgt, de schrijver zwijgt en de organisatie zwijgt (en vult alvast de subsidieaanvraag voor volgend jaar in). Op social media faken sommige mensen dat ze er een leuke avond hebben gehad, – in deze vergelijking zijn dat de mensen die na een verkrachting gewoon door proberen te leven. Mensen die het beeld dat ze op hun netvlies dragen wegduwen met instagramvrolijkheid. Mensen die ontkennen dat ze Adriaan van Dis, Onno Blom, Lidewijde Paris, Alma Mathijsen, Christine Kok of Elfie Tromp (of, in het ergste geval, Tsead Bruinja) hebben gekeken én voor die fantomen hebben geklapt, zelfs.

Kom niet aan met gelul over het vieren van de letteren of het vergroten van de bekendheid van sommige auteurs. Daar interesseert niemand bij een literair festival zich voor. De organisatie wil op de foto met beroemdheden en de mensen die een kaartje kopen willen kijken naar iemand die ze al eerder op televisie hebben gezien. Met de boeken die deze bekendheden hebben geschreven heeft dit allemaal niets te maken. Zelfs de optredende auteurs weten dat en doen er, als ze teruggevraagd willen worden, aan mee. Ik zal een voorbeeld beschrijven uit mijn eigen, bittere ervaring. Een verhaal waarin de festivalorganisatie er totalitair de beuk ingooit en waarin auteurs ook daders zijn (of wegkijken), zoals pedofilie soms een generatie overslaat (of in sommige gezinnen meer voorkomt dan in andere, en niemand heeft er ooit iets van gemerkt).

Ik was ooit op een festival uitgenodigd – laten we het Woordnacht noemen. In de backstageruimte bevond zich een auteur, laten we hem Marcel Möring noemen. Deze auteur groette niemand en zat een beetje apart aan een tafel, af en toe bijtend in een kaaskoekje, met een gezicht alsof het hem speet dat het geen blanke meisjesnek was, waaruit hij het bloed kon zuigen. De auteur die hij tijdens het festival moest interviewen, laten we die Rodaan Al Galidi noemen, arriveerde. De conversatie was min of meer geanimeerd. Tot er een auteur binnenkwam, laten we hem Herman Brusselmans noemen, die zijn vrouw en een hem chaufferende vriend bij zich had. (Herman Brusselmans is trouwens ook een vaste waarde op al die vreselijke festivals.)

De auteur genaamd Marcel Möring begon plotseling nog zuurder te kijken, en hij bekloeg zich. Want hij moest zijn interview nog voorbereiden. De aanhang van Herman Brusselmans maakte geluid (praatte) en moest dus weg. Uit de backstageruimte. Hij bekloeg zich niet bij Herman Brusselmans of zijn gevolg, nee, hij bekloeg zich bij iemand van de organisatie. Die deed wat elke medewerker van een festival dat de literatuur – en daarmee het vrije woord – dient, zou doen. Zij muilkorfde Möring en zorgde ervoor dat de sfeer in de ruimte goed bleef. Maar nee, dat deed zij niet. Zij joeg het gevolg van Herman Brusselmans de kamer uit. En wat deden de aanwezige auteurs? Zij deden niks. Ik ook niet.

Dat wil zeggen, ik maakte wel een milde scène. Ik zei dat het geen pas gaf om mensen weg te jagen omdat Marcel Möring iets wilde voorbereiden in een ruimte die niet bedoeld is om in te werken. Ik dreigde het festival te verlaten. De directeur van het circus, laten we hem Hans Sibarani noemen, kwam erbij. Hij zei dat ik niet weg kon gaan. Hij zei dat ik ook rekening moest houden met toekomstige boekingen. Hij zei dat Herman Brusselmans het allemaal geen bezwaar vond. Herman Brusselmans beaamde dat hij het geen bezwaar vond. En zo doofde het strovuur uit. Hij dacht wel aan zijn toekomstige boekingen.

De les: als totalitair ingestelde auteurs als Marcel Möring worden ingehuurd door totalitair ingestelde festivaldirecties, ontstaan er onfrisse situaties waarin mensen grensoverschrijdend gedrag (van auteurs, van de organisatie) accepteren om de lieve vrede te bewaren. Het is beter om het slachtoffer te zijn, dan degene die zijn mond opentrekt. Ik nog steeds spijt van mijn laffe gedrag. Ik kan me wel voor mijn kop slaan als ik eraan terugdenk. Ik liep niet weg en deed braaf een kunstje. Dat is niet goed van mij. En onvergeeflijk. Ik heb gedoogd dat er bij literaire festivals op gewone mensen neergekeken wordt en dat sommige auteurs zich als een pastoor in de jaren vijftig (zestig en zeventig) mogen gedragen.

Maar ik heb er wel een vaste overtuiging aan overgehouden.

Weg met die festivals. Weg met al die directies. En, vooral, weg met auteurs die zich gedragen als Marcel Möring – zij zijn overal en altijd onder ons.

1 reactie

  1. Ben

    Bij Dichters in de Prinsentuin in Groningen is het toch elk keer weer heerlijk wegdromen in het gras. Iedereen die er toe deed/doet in Dichtersland is er wel eens geweest. Ook Rodaan Al Galidi (“Ik moet nu snel weg, want ik ben nog illegaal”).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

© 2024 De Nieuwe Contrabas

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑