Na twee boeken over een man en een tas (De trein en Mijn grote appartement) brengt uitgeverij Vleugels een derde boek van de Fransman Christian Oster, in een fraaie vertaling van Kiki Coumans: Drie mannen en een stoel. De boeken van Oster zijn, voor zover ik het nu kan overzien, ik ken alleen deze drie titels, op een onspectaculaire manier spannend. Niet omdat er heel veel in gebeurt, maar omdat de gebeurtenissen zich voortdurend aan lijken te kondigen, zonder echt te gebeuren. De hoofdpersonen van Oster hebben allerlei plannen en voornemens. Daar komt meestal niks van terecht, al gaat dit niet-gebeuren wel gepaard met enerverende bijna-gebeurtenissen.
Alleen zijn ze, de hoofdpersonen van Oster, zoveel is zeker. Dat vinden ze soms erg en dan proberen ze een relatie of een vriendschap aan te gaan. Of een relatie opnieuw aan te knopen, zoals in dit boek. Via een stoel. En een reis, met die stoel en twee vrienden, naar het afgelegen oord waar de verloren vriendin woont. Heldhaftig gaat het er niet aan toe, maar de personages van Oster zijn wel doorzetters, mannen die niet meteen na één teleurstelling het hoofd in de schoot leggen. De wanhoop is hun brandstof, net als de eenzaamheid.
Oster is misschien eerder een manipulatieve schrijver dan een experimentele. Dat heeft hij gemeen met collega’s als Wilhelm Genazino, Jean-Philippe Toussaint en de Arie Storm van de ‘kortere’ romans. Heel listig word je via een ‘gewoon verhaal’ in een web geweven. En op den duur kun je er niet meer uit. En dan? Dan hoeft het ook niet meer, ontsnappen. Je moet tot het einde meemaken wat er gebeurt, en vooral: wat er niet gebeurt. De verhalen hangen als een pendel van een hypnotiseur voor je neus. Ook als je denkt niet gehypnotiseerd te kunnen worden, ga je overstag.
In de Volkskrant van 13 augustus 2021 zegt de uitgever van Oster in het Nederlands, Marc Vleugels: ‘Ik heb geen zendingsdrang. Mijn boeken zijn voor echte lezers, voor mensen die weten wat ze willen lezen. Ik vergelijk het weleens met lp’s: je hebt het palletspul, in het geval van muziek zijn dat de cd’s of wat mensen tegenwoordig streamen. Daarnaast zijn er liefhebbers die vinyl kopen. Mijn boeken zijn een soort vinyl.’ Dat klinkt misschien wat bewust-afzijdig, maar ik denk dat Vleugels een punt heeft. Niet de literatuur verdwijnt; de literaire boeken voor een kleine groep krijgen iets hips, iets voor ‘enkle fijne luiden’, en dat is ook wel een lekker idee.
Geef een reactie