Onderstaand stuk stond op 26 januari 2011 in NRC/Next. Een paar dagen later plaatste de echte NRC het door. Er kwamen reacties, geschreven door Gerwin van der Werf (zie hier) en Arjen Fortuin (zie hier). Arjen Fortuin is later voor straf tv-recensent moeten worden. Ongetwijfeld is er toen ook ‘gediscussieerd’ over mijn wijze woorden, die nog steeds actueel zijn. Is er dan iets veranderd in tien jaar? Nee — al is er in lock down weinig te doen in alle bibliotheken, achterafzalen en buurtcentra. Goddank. Geen gedicht vandaag, dus. Bij wijze van eendags-moratorium. Morgen weer. Warte nur.

***

De laatste donderdag van januari is de enige dag in het jaar waarop alle Nederlandstalige dichters tegelijk aan het wérk zijn en zich als een schimmel over het land verspreiden. Het is dan namelijk Gedichtendag in Nederland en Vlaanderen.

Mocht u morgen in een boekhandel, café, wijkbureau, instelling voor zorg en onderwijs of gewoon, op straat moeten zijn, grote kans dat u een dichter hoort voordragen. Van beroemd tot totaal onbekend, van professioneel tot amateuristisch, iedereen die wel eens drie of meer zinnen onder elkaar heeft gezet, zwermt uit.

Van Den Helder tot Breskens, van Knokke tot Tongeren en van Delfzijl tot Eijsden: overal brengen dichters de blijde boodschap, die van de poëzie. Waarom? Volgens de organisatie hierom: ‘Poetry International en Stichting Lezen Vlaanderen willen door middel van het initiëren van Gedichtendag, ditmaal voor de twaalfde keer, zoveel mogelijk mensen aanzetten tot het lezen en of schrijven van gedichten.’

Dat klinkt natuurlijk sympathiek, en in zekere zin ís het dat ook. Maar!

Deel 1 van de missie is te vatten. Er wordt weinig poëzie gelezen in Nederland, als je moet afgaan op de verkoopcijfers van losse bundels. Dat je mensen wilt aanzetten tot het lezen (en bij voorkeur: kopen) van gedichten(bundels), is billijk.

Over die verkoopcijfers kan ik uit mijn eigen praktijk als poëzie-uitgever een minder vrolijk boekje open doen. Van de iets meer dan vijftig bundels die ik uitgaf, blijft de helft steken onder de 150 verkochte exemplaren. Ik weet zeker dat dit beeld bij alle uitgevers hetzelfde zal blijken te zijn.

Deel 2 van de missie is discutabel. Je kunt je afvragen of dat nou wel de bedoeling moet zijn, dat ‘aanzetten tot het schrijven van gedichten’. De meeste bundels die mij in mijn hoedanigheid van uitgever worden toegestuurd, hadden beter ongeschreven kunnen blijven. De inzenders had men beter kunnen aanzetten om iets anders te gaan doen. Tuinieren. Postzegels verzamelen. Verre reizen maken. Poëzie lezen, desnoods. Poëzie schrijven: nee.

Nog even en heel Nederland schrijft gedichten, daartoe opgehitst door de organisatie van de Gedichtendag.

Of door de organisatie van de Turing Nationale Gedichtenprijs, die overigens deels door hetzelfde ‘veld’ wordt bestierd. Voor deze prijs moet men… anoniem inzenden. Gevolg: 10000 inzendingen, waarvan het merendeel van een bedroevend peil. Het was nieuw en fris, het idee, vorig jaar, maar nu zie je de verflauwing al toeslaan. Bovendien blijft het merendeel van de dichters die de Top 100 halen totaal onbekend; de prijs bood ze, heel even, onterecht, het idee dat de Parnassus lonkte.

Het is een samenzwering, zou ik denken, als ik achterdochtig was.

Om weer tot een normale situatie te komen, pleit ik voor een moratorium op Gedichtendag. Minstens vijf jaar géén Gedichtendag en géén promotie voor het schrijven van gedichten. Het is jammer van de schnabbel(s), maar daar komen de meeste dichters wel overheen.

Gedichtendag is verworden, juist dóór de positieve missie, tot poëzievloedgof, die één dag over het land trekt. Het lijkt wel een voorronde voor The voice of Holland of Popstars, met Gerrit Komrij in de rol van sjamaan of opperjurylid: een sympathieke variant op Henkjan Smits of Van Velzen.

Wat ‘promotie’ voor ‘de poëzie’ moet zijn, is nu een dichter in de trein (weer eens wat anders dan een zwerver die zingt, ik geef het toe) of de stadsdichter van Deventer die het bibliotheekpersoneel lastig valt met zijn verzen.

Na die ene dag trekt de golf zich terug en gaat iedereen verder. Met het schrijven van middelmatige gedichten. Die dan allemaal, ooit, aan mij of een van mijn collega’s worden gezonden. Mensen die het ook niet kunnen helpen en tegen de burn-out aan leven. Bundels worden nog steeds niet verkocht.

Denkend aan de dagen om Gedichtendag heen, zie ik eindeloze reeksen gedichten, op zoek naar een uitgave. Echte lezers of kopers zijn er niet meer. Er zijn wel festivals. Hoogtijdagen waarvoor een dichter een gelegenheidsgedicht maakt. Clubjes waarin dichters elkaars werk bespreken. Gedichten alom. Maar waar is de poëzie bij dit alles gebleven?

Die trekt zich meer en meer terug in een klein hutje, waar de laatste kenners zinloos met elkaar van mening verschillen. Die kenners zijn bijna nog erger dan de dilettanten waar ze zo op neerkijken.

Die kenners schrijven recensies, waarin het werk van Astrid Lampe ‘terroristisch’ wordt genoemd. Een fijne poging om het gevaar de poëzie in te loodsen, maar meer dan een losse flodder wordt het niet, en de lezer trekt er niet voor naar de boekhandel of webshop.

Gedichtendag is, net als Boekenweek, een uitzichtloze paradox. Wat ooit bedoeld was om aandacht te vragen voor het boek, verwordt tot een machine die geld (via festivals en voorleesavonden) en aandacht moet opleveren, aandacht die na die ene dag als een met schimmelzalf behandelde schimmel wegtrekt.

‘De’ poëzie is meer en meer iets dat zich afspeelt buiten dit ‘officiële’ circuit, op slamavonden, op websites (als De Contrabas, met excuses voor de reclame), op Facebook en in de hoofden van jonge dichters, die zich niks gelegen laten liggen aan prijzen of festivals – die winnen ze later wel, daar treden ze ooit wel op.

Helaas kun je er niet ‘tegen’ zijn, tegen Gedichtendag. Het zou lijken of je je eigen vak om zeep wilde helpen. Dat is niet solidair.

Maar toch, ik herhaal het: het moet de komende jaren maar eens afgelopen zijn. E. du Perron schreef het immers al: ‘De Poëzie blijft, naakt en ongekromd, / een Tijdverdrijf voor enk’le Fijne Luiden.’ Zo is het maar net. Ook al bedoelde hij het ironisch.

© Chrétien Breukers

Chrétien Breukers is dichter, publicist, uitgever en hoofdredacteur van www.decontrabas.com, de (het hele jaar door) best bezochte website met en over poëzie in het Nederlandse taalgebied.