Wat een merkwaardig geval van metoo, de reactie die Marc van Oostendorp schreef op mijn stuk over hem. Lees mijn stuk hier en lees Van Oostendorps reactie hier.

Marc van Oostendorp gedraagt zich in zijn weerwoord als een man die op zijn point d’honneur is getrapt en daar even van moet bijkomen. Dat is hij niet gewend, in de bubbel waarin hij werkt, tegenspraak. Wat dat betreft lijkt hij wel een beetje op Thomas Vaessens, die mij na een woordenwisseling eens toebeet of ik wel wist wie hij wás. Ik wist wie hij was. Een kinderachtige macho in de academische wereld, net als Marc van Oostendoorp. Daarna is boeken over auto’s gaan schrijven. Thomas, niet Marc.

Het stuk bevat zo veel suggestieve opmerkingen dat ik die niet allemaal apart ga behandelen – ik laat me niet in een donker steegje lokken om daar te worden betast. Ik ken al die universitair-achtige tructjes wel. Metoo is niet erg, maar je hoeft het niet op te zoeken. Daar gokken types als Van Oostendorp op, het zijn de softe macho’s van de alfawetenschappen, de mannetjes die alles en iedereen gelijk vinden, als ze zelf maar kunnen shinen en het heertje mogen zijn. 

Eén suggestieve opmerking die Van Oostendorp doet, wil ik wel even behandelen: ‘(…) ga eens staan voor de dingen die je mooi en belangrijk vindt.’ Hij roept het me toe, schijnbaar omdat hij het goed met me voor heeft, ondertussen machteloos met zijn armen molenwiekend, in de hoop me waar dan ook te raken. Welnu, Marc, meneer Van Oostendorp, door het Meertensinstituut als leaseprofessor aan de RU uitbestede lieverd: Ik sta voor wat ik mooi en belangrijk vind en ik hoef me niet aan bedenkelijke methodes te bezondigen om vrijuit te kunnen zeggen wat ik denk en vind.

Waar het mij in mijn stuk om ging is het volgende: ondanks je alomtegenwoordigheid, in je eigen kring, ondanks je opgeschroefde enthousiasme over ‘goede boeken’ en over de heerlijke, balsemende, genezende werking van het lezen-zoals-Marc-dat-doet, ondanks, inderdaad, je hysterie, ben je niet meer dan iemand die ziet hoe de wereld waarin hij een betekenis had en nog een beetje heeft dankzij het intellectuele metoo-spel dat hij heeft gespeeld aan het verbrokkelen is.

Daar verzet je je tegen en iedereen die daar een kanttekening bij maakt, juist omdat de literatuur hem (of haar, of et cetera) lief is, die maak je verdacht of harras je – zoals je mij in je stuk probeert te piepelen en overdonderen. Ondanks die poging sta ik voor iets, namelijk voor een vrije, niet gestuurde leescultuur. Voor een gesprek over boeken. Ik sta níét voor een monoloog over teksten gestuurd door iemand die inderdaad geen schrijver is, maar een ideoloog, een ideoloog van een verdwijnende wereld waarin de cultuur wordt gerepresenteerd door mensen die zich koste wat het kost aan hun cultuur vastklampen. Zonder discussie of zonder reflectie. 

Je reactie was in die zin wel ‘goed’, ik moet hier even aanhalingstekens gebruiken. Je liet even zien wie je bent, en ik vind het jammer dat ik toch gelijk had. En heb. En zal hebben tot Pasen en Pinksteren op één dag vallen. Of de hel dichtvriest.

Kijk ook eens naar het niveau van de mensen die reageren. Of naar de manier waarop één reageerder wordt benaderd als hij zegt dat je van lezen geen beter mens wordt, dat je ook een goed mens kunt zijn als je niet leest. De reageerder heet Wouter Steenbeek. Het gekrijs van je lezers en collega’s is niet van de lucht. Hier spreken geen mensen die van lezen houden of vinden dat lezen een belangrijk instrument is als je bepaalde kennis wilt verwerven, hier schreeuwen mensen het uit alsof ze zich moeten vastklampen aan een stuk hout dat achter de bijna-gezonken Titanic aandrijft.

Geen vrijheid. Geen discussie. Een van bovenaf opgelegde norm. ‘Er is geen vrijheid in de zandwoestijn,’ schreef Gerrit Komrij. Marc van Oostendorp bevindt zich in de zandwoestijn en heeft een fata morgana – kijk, daar is zijn cultuur, daar is het goede, ware en schone… en iedereen die niet hetzelfde ziet is gek en stom.